ADICO

Uit Systeemmodellering
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

ADICO is het acroniem voor de "grammatica van instituties" die in 1995 door Sue Crawford en Elinor Ostrom is voorgesteld om de formele en informele gedragsregels (instituties) te beschrijven die het sociale verkeer tussen mensen structureren.

Conceptueel model

Elke institutie kun je beschrijven als een samenstelling van deze vijf onderdelen:

A Attributes de eigenschappen (= attributen) die definiëren op welke actoren de regel van toepassing is
D Deontic één van deze drie werkwoorden: mag (een recht), moet (een plicht) of mag niet (een verbod)
I Aim de handeling waarop de deontic betrekking heeft, dus dat wat moet of (niet) mag
C Condition de voorwaarden die definiëren in welke situaties de regel van toepassing is
O Or else de sanctie die wordt opgelegd als de regel niet wordt nageleefd

Met behulp van dit conceptuele model kunnen instituties worden ingedeeld in drie categorieën:

  1. Formele regels: Een formele regel heeft alle vijf componenten (ADICO).
  2. Sociale normen: Een sociale norm is een recht, plicht of verbod zonder expliciete sanctie (ADIC).
  3. Gebruikelijke routines: Een routine is iets wat mensen gewoonlijk doen zonder dat dat gezien wordt als een recht of plicht. Een routine heeft dus ook geen deontic (AIC).

Mensen die een formele regel overtreden kunnen worden gestraft omdat de or else aan andere mensen het recht (en soms zelfs de plicht) geeft om een bepaalde strafmaatregel toe te passen. Dat gebeurt echter alleen als die regel wordt gehandhaafd, d.w.z. dat er andere mensen zijn die de or else daadwerkelijk uitvoeren. Die uitvoering is doorgaans ook weer aan formele regels gebonden.

Mensen die een sociale norm overtreden kunnen niet worden gestraft, maar hun handelen wordt wel afgekeurd door de mensen in hun omgeving. Herhaalde overtreding ("onaangepast gedrag") leidt uiteindelijk tot sociale uitsluiting.

Informele instituties (sociale normen en gebruikelijke routines) lopen in de praktijk vaak in elkaar over. Als je bijvoorbeeld samen reist en er genoeg plaats in de trein is en je gaat toch apart zitten, dan word je daar al snel op aangesproken. Heb je dan een geldig excuus ("Ik moet mijn presentatie nog voorbereiden") dan is het goed. Zo'n excuus is geldig wanneer dat appelleert aan een andere, "hogere" institutie (hier de norm dat werk vóór plezier gaat).

Voorbeelden

In onderstaande voorbeelden van instituties zijn de ADICO-componenten steeds met hun letter aangegeven.

Formele regels

  • Reizigers (A) moeten (D) een geldig plaatsbewijs bij zich hebben (I) als ze gebruik maken van openbaar vervoer (C) of anders mag de vervoerder hen een boete opleggen (O)

Sociale normen

  • Reizigers die in een trein willen stappen (A) moeten (D) wachten met instappen (I) als er nog reizigers willen uitstappen (C)

Gebruikelijke routines

  • Reizigers die als groep samen reizen (A) kiezen zitplaatsen naast of tegenover elkaar (I) wanneer die nog vrij zijn (C)

Aandachtspunten

Hoewel het ADICO-model elegant eenvoudig is, luistert het formuleren van een goede institutionele uitspraak nauw:

  • De actie (I) moet een actieve handeling van de actor (A) zijn, dus zeker niet een handeling die A ondergaat.
De uitspraak "Een inwoner van de gemeente Delft moet van de gemeente subsidie krijgen als hij zijn huis isoleert" is dus niet goed geformuleerd, want "subsidie krijgen" is geen actieve handeling. In dit geval is het beter de gemeente als actor te nemen: "De gemeente Delft moet een inwoner subsidie geven als die inwoner zijn huis isoleert".
  • Bij een plicht (D = "moet") en een verbod (D = "moet niet") geeft de or else aan een andere actor (de handhaver) het recht (of zelfs de plicht) om tegen de actor op wie de regel betrekking op te treden.
Voorbeeld: "Reizigers moeten wanneer zij bij een grenspost worden aangehouden hun paspoort laten zien of anders mag de douane hen bij de grens tegenhouden." In dit voorbeeld geeft de or else de douane (= de handhaver) het recht om reizigers (de actor op wie de regel betrekking heeft) tegen te houden als zij niet hun paspoort laten zien.
  • Bij een recht (D = "mag") geeft de or else meestal dezelfde actor A het recht tot sanctioneren. Heeft actor A zelf geen machtsmiddelen, dan geeft de or else aan hoe actor A zijn/haar recht kan opeisen via een hogere instantie.
Voorbeeld: "Patiënten mogen als zij ouder zijn dan 12 jaar hun medisch dossier inzien of anders mogen zij bij de rechtbank een kort geding tegen de zorgverlener aanspannen."

Zie ook