ModEst:Conceptueel model: verschil tussen versies

Uit Systeemmodellering
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Regel 6: Regel 6:
 
# Stel je voor hoe het systeem er in het echt uitziet. Als je één foto zou mogen maken, wat zou daar dan allemaal opstaan? En vanuit welk perspectief zou je hem nemen (vanaf de grond, luchtfoto)?
 
# Stel je voor hoe het systeem er in het echt uitziet. Als je één foto zou mogen maken, wat zou daar dan allemaal opstaan? En vanuit welk perspectief zou je hem nemen (vanaf de grond, luchtfoto)?
 
# Benoem de voor het vraagstuk relevante [[Aggregatie#Aggregatie_van_systemen|subsystemen binnen het systeem]].<br><small>In het voorbeeld hiernaast zijn dat de rivier, het bootje, en de besturing van dat bootje.</small>
 
# Benoem de voor het vraagstuk relevante [[Aggregatie#Aggregatie_van_systemen|subsystemen binnen het systeem]].<br><small>In het voorbeeld hiernaast zijn dat de rivier, het bootje, en de besturing van dat bootje.</small>
# Schets (met de hand op een kladpapiertje) hoe die foto eruit zou zien. Geef de subsystemen '''[[Representatie#Iconisch|iconisch]]''' weer. Zorg dat de samenhang tussen subsystemen vanzelf blijkt uit hun positie in de schets. Gebruik pijlen uitsluitend om dynamiek aan te geven, bijv. de richting van een stroom of beweging, of de [https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Neuroptera_Life_cycle.jpg toestandsovergang] van een subsysteem.<br><small>Zie hiernaast hoe ''rivier'', ''bootje'' en ''besturing'' worden gevisualiseerd '''zonder''' dat deze woorden in de figuur staan.</small>
+
# Schets (met de hand op een kladpapiertje) hoe die foto eruit zou zien. Geef de subsystemen '''[[Representatie#Iconisch|iconisch]]''' weer. Zorg dat de samenhang tussen subsystemen vanzelf blijkt uit hun positie in de schets. Gebruik pijlen uitsluitend om dynamiek aan te geven, bijv. de richting van een stroom of beweging, of de [https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Neuroptera_Life_cycle.jpg toestandsovergang] van een subsysteem.<br><small>Zie hiernaast hoe ''rivier'', ''bootje'' en ''besturing'' worden gevisualiseerd.</small>
 
# Bedenk dat [[grootheid|grootheden]] per definitie eigenschappen van een (sub)systeem zijn. Schrijf de namen van de relevante grootheden daarom dicht in de buurt van de iconische weergave van het bijbehorende subsysteem.<br><small>In het ideale geval is verder geen tekst nodig. In het voorbeeld hiernaast zie je dat je bij abstracte concepten die niet goed iconisch kunnen worden weergegeven zoals ''koers'' en ''startpunt'' verduidelijkende tekst mag toevoegen. Gebruik voor zulke tekst een ander en kleiner lettertype dan voor de grootheden.</small>
 
# Bedenk dat [[grootheid|grootheden]] per definitie eigenschappen van een (sub)systeem zijn. Schrijf de namen van de relevante grootheden daarom dicht in de buurt van de iconische weergave van het bijbehorende subsysteem.<br><small>In het ideale geval is verder geen tekst nodig. In het voorbeeld hiernaast zie je dat je bij abstracte concepten die niet goed iconisch kunnen worden weergegeven zoals ''koers'' en ''startpunt'' verduidelijkende tekst mag toevoegen. Gebruik voor zulke tekst een ander en kleiner lettertype dan voor de grootheden.</small>
 
# Ga voor de benoemde grootheden na of ze exogeen zijn, of het voorraadgrootheden zijn, en of ze tijdsafhankelijk zijn. Dit is mede bepalend voor hoe je ze in een schema weergeeft.
 
# Ga voor de benoemde grootheden na of ze exogeen zijn, of het voorraadgrootheden zijn, en of ze tijdsafhankelijk zijn. Dit is mede bepalend voor hoe je ze in een schema weergeeft.

Versie van 1 jan 2021 20:22

Werkwijze

Voorbeeld: systeemschets
Voorbeeld: CRD
Voorbeeld: TD
  1. Lees het vraagstuk aandachtig door.
  2. Stel je voor hoe het systeem er in het echt uitziet. Als je één foto zou mogen maken, wat zou daar dan allemaal opstaan? En vanuit welk perspectief zou je hem nemen (vanaf de grond, luchtfoto)?
  3. Benoem de voor het vraagstuk relevante subsystemen binnen het systeem.
    In het voorbeeld hiernaast zijn dat de rivier, het bootje, en de besturing van dat bootje.
  4. Schets (met de hand op een kladpapiertje) hoe die foto eruit zou zien. Geef de subsystemen iconisch weer. Zorg dat de samenhang tussen subsystemen vanzelf blijkt uit hun positie in de schets. Gebruik pijlen uitsluitend om dynamiek aan te geven, bijv. de richting van een stroom of beweging, of de toestandsovergang van een subsysteem.
    Zie hiernaast hoe rivier, bootje en besturing worden gevisualiseerd.
  5. Bedenk dat grootheden per definitie eigenschappen van een (sub)systeem zijn. Schrijf de namen van de relevante grootheden daarom dicht in de buurt van de iconische weergave van het bijbehorende subsysteem.
    In het ideale geval is verder geen tekst nodig. In het voorbeeld hiernaast zie je dat je bij abstracte concepten die niet goed iconisch kunnen worden weergegeven zoals koers en startpunt verduidelijkende tekst mag toevoegen. Gebruik voor zulke tekst een ander en kleiner lettertype dan voor de grootheden.
  6. Ga voor de benoemde grootheden na of ze exogeen zijn, of het voorraadgrootheden zijn, en of ze tijdsafhankelijk zijn. Dit is mede bepalend voor hoe je ze in een schema weergeeft.
  7. Kies voor hetzij een causalerelatiediagram hetzij een voorraad-stroomdiagram om de verbanden tussen de grootheden weer te geven.
    Het voorbeeld hiernaast laat zien dat je ook in een CRD de voorraadgrootheden expliciet moet aangeven.
  8. Als om een cybernetisch model wordt gevraagd, bepaal dan onder welke condities er "regeling" moet plaatsvinden, en met welke grootheden je die regeling kunt weergeven. Als die regeling simpel is (bijv. AAN/UIT) dan voegt een toestandsdiagram niet héél veel toe, maar een TD laat wel mooi zien onder welke condities welke regeling plaatsvindt.
    In het voorbeeld hiernaast zie je dat de condities in woorden beschrijven dat wanneer de afwijking te groot wordt de koers met + of − keer de koersverandering β moet worden bijgesteld, en anders onveranderd moet blijven.
  9. Beschrijf hoe je volgens dit conceptueel model tot een antwoord op de onderzoeksvraag kunt komen. Dat hangt uiteraard af van zowel de vraag als jouw conceptualisatie van het systeem:
  • Bij "Wat is de waarde van X?" met X een afhankelijke grootheid in je CRD of VSD hoef je alleen aan te geven of het om de laatste waarde (eind van de simulatieperiode) of om bijv. de gemiddelde waarde van X of een andere beschrijvende statistiek.
  • Als X geen afhankelijke grootheid in het CRD is, moet je aangeven hoe X wordt berekend aan het einde van de simulatie. Zo nodig moet je ook aangeven wanneer die simulatie eindigt.
    In dit voorbeeld is de onderzoeksvraag "Hoe lang duurt het voordat het bootje de overkant bereikt, en hoe ver is het dan van de gewenste aanlandingsplaats verwijderd?". Het model berekent voor opeenvolgende tijdstippen t de verplaatsing (in de X-richting) en de afwijking (in de Y-richting) van het bootje. De simulatie eindigt wanneer het bootje aan de overkant is, dus als de verplaatsing groter dan of gelijk aan de breedte van de rivier is. Het antwoord op het eerste deel van de onderzoeksvraag is het tijdstip t waarop dat gebeurt; het antwoord op het tweede deel is dan de afwijking op dat tijdstip t.
  • Gaat het om de kansverdeling van een afhankelijke grootheid X dan moet je aangeven dat er genoeg replicaties moeten worden gedaan waarbij telkens X wordt berekend.
  • Wordt gevraagd om de kans op een gebeurtenis, dan moet de afhankelijke grootheid X een binaire grootheid zijn, waarbij X = 1 weergeeft dat de betreffende gebeurtenis is opgetreden. Je moet dan aangeven hoe het model straks bepaalt of X = 0 of X = 1.

Verslaglegging

§1 Conceptueel model moet:

  • de gegeven casus en onderzoeksvraag introduceren;
  • het systeem beschrijven en visualiseren in de vorm van een plaatje waarin de relevante grootheden worden benoemd;
  • alle relevante grootheden en relaties definiëren en schematisch weergeven in de vorm van één of meer conceptuele modellen;
  • duidelijk maken dat de onderzoeksvraag m.b.v. de gekozen concepten beantwoord kan worden.

Dit laatste punt wordt vaak vergeten, maar is belangrijk. Om te beargumenteren dat je conceptualisatie goed is moet je als het ware "vooruitkijken" in de modelleercyclus: je moet duidelijk maken dat in de volgende stappen de afhankelijke variabele(n) inderdaad (in de loop van de tijd t) o.b.v. de onafhankelijke variabelen berekend kunnen worden.

Checklist voordat je indient

  • Precieze bronvermelding voor alle geciteerde afbeeldingen.
  • Geciteerde afbeeldingen UITSLUITEND afkomstig van beeldbank.rws.nl, flaticon.com (vermeld de maker!), openclipart.org, pexels.com, pixabay.com, en rgbstock.comgeen afbeeldingen of pictogrammen uit Word of Powerpoint!
  • Alle grootheden in systeemschets staan ook in schematisch conceptueel model (en vice versa).
  • Namen van grootheden zijn goed gekozen (test: "De (naam) neemt toe" moet correct en betekenisvol Nederlands zijn).
  • Geen variabelen in schema's (die behoren tot het operationele model).
  • Tekst maakt duidelijk dat conceptueel model beantwoording van de onderzoeksvraag mogelijk maakt.

Review

Volg de reviewrichtlijnen voor Stap 1 zoals die op Presto gegeven worden.

Wees specifiek, d.w.z.

  • benoem de grootheden en relaties die ontbreken terwijl ze wel relevant zijn,
  • benoem de grootheden en relaties in het conceptuele model die niet relevant zijn, en
  • beargumenteer waarom ze (niet) relevant zijn.
  • Illustreer overige kritiekpunten met concrete voorbeelden o.b.v. het werk van je voorganger.

Bezwaar aantekenen?

Kritiek op je werk ontvangen is nooit prettig. Neem daarom altijd rustig de tijd voordat je je reactie formuleert.

  1. Analyseer de feedback van je opvolger. Wanneer die niet puntsgewijs is geformuleerd, onderscheid dan zelf de afzonderlijke kritiekpunten.
  2. Ga punt voor punt na op welke tekst of figuur in je verslaglegging het punt betrekking heeft.

(nog uit te werken)

Zie ook