Oefeningen:Modelleercyclus

Uit Systeemmodellering
Versie door PieterBots (overleg | bijdragen) op 5 nov 2020 om 11:19 (Nieuwe pagina aangemaakt met 'Oefeningen bij het artikel Modelleercyclus ==Herhalingsvragen== # Wat zijn de zes activiteiten (stappen) die je tijdens een it...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Oefeningen bij het artikel Modelleercyclus

Herhalingsvragen

  1. Wat zijn de zes activiteiten (stappen) die je tijdens een iteratie door de modelleercyclus uitvoert?
  2. Noem voor elke stap het product dat die stap moet opleveren.
  3. Wat wordt bedoeld met "een volledige iteratie door de modelleercyclus"?
  4. Welke kleinere iteraties kunnen onderdeel zijn van een volledige iteratie door de modelleercyclus?

Meerkeuzevragen

  1. In welke modelleerstap moet je een dimensieanalyse uitvoeren?
    Conceptualisatie.
    Operationalisatie.
    Implementatie.
    Toepassing.
  2. Voor welke modelleerstap maak je een experimenteel ontwerp?
    Conceptualisatie.
    Operationalisatie.
    Implementatie.
    Toepassing.
  3. In welke modelleerstap moet je een gevoeligheidsanalyse uitvoeren?
    Conceptualisatie.
    Operationalisatie.
    Implementatie.
    Toepassing.
  4. Stel dat je tijdens de implementatiestap moet constateren dat je modeluitkomsten totaal niet overeenkomen met het empirisch waargenomen systeemgedrag. Welke stap(pen) in de modelleercyclus moet je dan overdoen?
    Alleen de conceptualisatie.
    Alleen de operationalisatie.
    Eerst de operationalisatie en dan later misschien nog de conceptualisatie.
    Geen van beide. In plaats daarvan moet je nieuwe waarnemingen doen aan het systeem.

Oefenopgaven

  1. Geef voor elke stap in de modelleercyclus aan welk type model je daarbij aan het maken bent.
  2. Beschrijf voor elk van de volgende modellen hoe je de modelleercyclus voor dit model zou doorlopen. Geef daarbij steeds eerst aan welke vraag over welk systeem het model moet beantwoorden.
    • Een personenvervoersmodel waarmee voorspeld kan worden welke invloed bepaalde beleidsmaatregelen kunnen hebben op het gebruik van het openbaar vervoer. Dit model berekent het aantal reizigerskilometers dat per jaar afgelegd wordt in de tram, de bus, de trein en de auto en presenteert aan de probleemeigenaar de fractie reizigerskilometers in het openbaar vervoer ten opzichte het aantal reizigerskilometers afgelegd in de auto. De invoer van het model bestaat uit de hoogte van de motorrijtuigenbelasting en de omvang van subsidies voor de NS. De verwachte verandering van de benzineprijs is ook meegenomen in het model.
    • Een model voor prestatie-analyse van een netwerk voor elektronisch berichten-verkeer dat inzicht geeft in de verzendtijd van berichten (zowel kortere als langere berichten) en de kans dat een bericht onvolledig of helemaal niet aankomt. Zowel de tussenstations als de verbindingen binnen het netwerk kunnen verschillende capaciteiten hebben. Verhoging van capaciteiten brengt uiteraard kosten met zich mee. Met behulp van het model wil men beslissen hoeveel en waar men het beste kan investeren.
    • Een schaalopstelling van een petrochemisch productieproces in een laboratorium van een oliemaatschappij dat kan worden gebruikt om na te gaan welke (al dan niet giftige) bijproducten in de loop van dit proces ontstaan, waar dit gebeurt en in welke hoeveelheden..
  3. Beschrijf voor elk model uit de voorgaande vraag hoe het product van de conceptualisatiestap (het conceptuele model dus) er uit zou kunnen zien.
  4. Geef voor elk van de voorbeeldmodellen aan welke concepten en relaties als "modelbouwstenen" worden gebruikt.