Oefeningen:Stroomdiagram

Uit Systeemmodellering
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Oefeningen bij het artikel Stroomdiagram

Herhalingsvragen

  1. Beargumenteer waarom de opeenvolgingsrelatie (waarbij A → B gelezen wordt als "zodra A gedaan is doet men B") niet transitief is.
  2. Beargumenteer waarom een stroomschema precies één START-symbool moet bevatten, terwijl het wel meer dan één STOP-symbolen mag bevatten.

Meerkeuzevragen

  1. Welke van de volgende twee uitspraken over stroomdiagrammen zijn waar?
    (i) Een ruitsymbool (beslissing) moet twee uitgaande pijlen hebben.
    (ii) Een stroomdiagram zonder STOP-symbolen kan zinvol zijn.
    Alleen (i) is waar.
    Alleen (ii) is waar.
    Zowel (i) als (ii) is waar.
    Noch (i) noch (ii) is waar.
  2. Welke van de volgende twee uitspraken over stroomdiagrammen zijn waar?
    (i) De tekst in een ruit moet een vraag zijn.
    (ii) Een stroomdiagram mag geen lussen bevatten.
    Alleen (i) is waar.
    Alleen (ii) is waar.
    Zowel (i) als (ii) is waar.
    Noch (i) noch (ii) is waar.

Oefenopgaven

  1. Bestudeer het voorbeelddiagram in het artikel van dit onderwerp over een lamp die niet wil branden, en verbeter het. (Voorbeeld: Het is niet zeker dat de lamp zal branden nadat je deze inplugt; pas het diagram aan om hiermee om te kunnen gaan.)
  2. Beschrijf in de vorm van een stroomdiagram hoe je kipspiesjes moet klaarmaken op een barbecue (vegetariërs mogen dit voor een groentespies doen).
  3. Teken een stroomdiagram dat weergeeft hoe een student een onderwijsmodule doorloopt (inclusief tentamens).
  4. Beschrijf in de vorm van een stroomdiagram hoe je op Google Scholar een voor jouw werk relevant wetenschappelijk artikel zoekt.