ModEst:Q&A lopende estafette: verschil tussen versies
Regel 211: | Regel 211: | ||
=== Vraagstuk E – E-auto opladen === | === Vraagstuk E – E-auto opladen === | ||
+ | |||
+ | '''In het VSD wijzen veel pijlen naar "opladen (JA/NEE)" – hoe zit dat?''' | ||
+ | :Inderdaad is de regeling van de lader het meest ingewikkelde deel van dit model. Het helpt dan om de zaken eerst op een rijtje te zetten. Er zijn vier toestanden waarin NIET geladen moet worden: | ||
+ | |||
+ | :* als het laadpercentage al 100% is; | ||
+ | :* als de stroom te duur is (prijs hoger dan bovengrens); | ||
+ | :* als het gewenste laadpercentage bereikt is en de stroom niet supervoordelig (prijs lager dan ondergrens); | ||
+ | :* als het tijdstip van de dag (de "klokttijd") buiten de laadperiode valt. Die laadperiode moet je daarom operationaliseren als twee gegeven (!) tijdstippen t<sub>begin</sub> en t<sub>eind</sub>. | ||
+ | |||
+ | :Als er geen reden is om niet te laden, dan wordt er wél geladen. | ||
+ | |||
+ | '''Hoe stel je een vergelijking op met zoveel verschillende toestanden?''' | ||
+ | :Dat noteer je als een [[Notatie_van_vergelijkingen#Conditionele_vergelijkingen|conditionele modelvergelijking]], dus met een grote accolade: | ||
+ | ::[[Bestand:opladenJaNee.png|400px]] | ||
+ | :Voor de variabelen kun je natuurlijk zelf symbolen kiezen. In dit voorbeeld is O de binaire regelvariabele (1 = JA), p de elektriciteitsprijs (de gegeven [[tijdreeks]] in het Excelbestand), L het laadpercentage, en t<sub>klok</sub> de kloktijd. | ||
+ | |||
+ | '''Hoe bereken je die kloktijd?''' | ||
+ | :De kloktijd (in h) is per definitie gelijk aan de simulatietijd t min 24 maal het gehele aantal dagen dat vanad t=0 verstreken is. Dat aantal dagen krijg je door t/24 naar beneden af te ronden: | ||
+ | ::t<sub>klok</sub> = ⌊t / 24⌋·24 | ||
+ | :(zie ook weer de wikipagina over [[notatie van vergelijkingen]]) | ||
=== Vraagstuk F – Filewaarschuwing === | === Vraagstuk F – Filewaarschuwing === |
Versie van 27 nov 2021 15:13
Op deze pagina verzamelen we antwoorden op vragen die n.a.v. de lopende estafette worden gesteld.
Kijk a.j.b. eerst of je hier al antwoord vindt op je vragen voordat je een vraag stelt via Presto.
Voor niet-inhoudelijke vragen m.b.t. de modelleerestafette is er deze algemene Q&A.
Inhoud
- 1 Hulp vragen
- 2 Verwijzing naar de Q&A
- 3 Algemene modelleervragen
- 3.1 Onderzoeksvraag
- 3.2 Modelschema
- 3.3 Systeemschets
- 3.4 Conceptueel model
- 3.5 Cybernetisch model
- 3.6 Voorraad-stroomdiagram
- 3.7 Tijdsafhankelijke exogene grootheden als functies weergeven
- 3.8 Dimensieanalyse
- 3.9 Regelmatig terugkerende gebeurtenis
- 3.10 Gevoeligheidsanalyse
- 3.11 Differentievergelijking
- 3.12 Poisson-verdeling
- 3.13 Replicaties
- 3.14 Notatie in verslag
- 3.15 Voorkomen van kringverwijzing
- 4 Estafette A
Hulp vragen
Hoe vraag ik om hulp?
- In Presto staat onderaan de opdracht-schermen (voor uploaden en review) een knop waarmee je een vraag-dialoog kunt oproepen.
- Mail dus niet rechtstreeks, tenzij het absoluut noodzakelijk is dat je een bestand meestuurt.
Kan ik ook naar de kamer van een van de docenten gaan met een vraag?
- Nee, want we behandelen de gestelde vragen zo veel mogelijk in volgorde van binnenkomst.
- Het zou niet fair zijn tegenover eerdere vragenstellers als we "langslopers" dan sneller zouden helpen.
Helpt het als ik mijn vraag afsluit met "Ik hoor graag zo spoedig mogelijk van u"?
- Nee. Integendeel. Zeker niet als je dat mailtje vrijdagavond half zeven verstuurt.
- Wij doen ons best binnen redelijke tijd te antwoorden, maar wij hebben ook andere bezigheden (zoals familie, vrienden en hobby's).
Moet ik over elke beslissing die ik neem in de estafette een vraag sturen naar de docenten?
- Nee, maak vooral zelf je modelleerkeuzes! Als je aan het modelleren bent, moet je heel veel kleine en grote beslissingen nemen. Vaak zijn er meerdere goede mogelijkheden. Als je een aanname kunt onderbouwen, hoef je daar geen toestemming voor te vragen. Denk vooral aan Ockham.
Verwijzing naar de Q&A
Mag in de tekst verwezen worden naar de Q&A van de wiki, zonder naar een concreet punt te verwijzen? Onze voorgangers geven zelf geen toelichting over dit punt en verwijzen alleen maar. Is dit toegestaan?
- Je mag naar iedere bron verwijzen, mits er een goede bronvermelding bij staat (in dit geval dus de URL van de Q&A in APA-stijl). Mooier is natuurlijk om wat er in de Q&A staat te verwerken in het verslag. In dat geval is het, omdat het een onderwijssituatie is en de Q&A onderdeel is van het lesmateriaal, niet per se nodig een bronvermelding op te nemen, al kan dat nooit kwaad natuurlijk.
Algemene modelleervragen
Onderzoeksvraag
Mag je bij "... gegeven x, y en z" veronderstellen dat die gegeven grootheden constant zijn?
- Indien er geen reden is om aan te nemen dat exogene grootheden dynamisch zijn, dan mag je ze constant veronderstellen.
- Bij sommige vraagstukken wordt expliciet aangegeven welke exogene grootheden tijdsafhankelijk zijn en daarom bij de operationalisatie (estafettestap 2) als een functie van de tijd moeten worden gedefineerd, d.w.z. x = f(t) (zie Functievoorschrift).
De casus vraagt een probabilistisch model en in de onderzoeksvraag wordt naar een kansverdeling gevraagd. Als wij in de vergelijkingen al weergeven welke kansverdeling gebruikt moet worden, geven wij al antwoord op de onderzoeksvraag. Wat wordt hier bedoeld?
- Als in de onderzoeksvraag naar een kansverdeling wordt gevraagd (zoals "Wat is de kansverdeling van de wachttijd?"), wordt een empirische verdeling bedoeld: een verdeling die is gebaseerd op de uitkomsten van het model.
- Stel dat dit de berekende wachttijden zijn in minuten (op grootte gesorteerd): 1,3; 1,5; 1,5; 1,9; 2,1; 2,3; 2,7; 3,1; 3,9; 4,4.
- Dan kun je bijvoorbeeld een histogram maken voor de wachttijden binnen intervallen [0, 1>, [1, 2>, [2, 3>, [3, 4> en [4, 5>, die respectievelijk 0%, 40%, 30%, 20% en 10% hoog zijn.
Wanneer wij een reeks uitkomsten hebben, welke functie in Excel kan dan worden gebruikt om hier een kansverdeling uit te halen?
- Daar is geen functie voor in Excel. Het is dan de bedoeling dat je de empirische verdeling laat zien in een histogram zoals beschreven in de vraag hierboven. Lees deze tekst hier op de wiki.
Modelschema
Hoe kunnen wij het onderscheid tussen invoervariabelen en interne variabelen het best zien?
- Een interne variabele wordt door het model berekend op basis van de gekozen waarden van de invoervariabelen. De invoervariabelen zélf worden door het model niet veranderd.
- Als je bijvoorbeeld een discretetijdmodel maakt om te bepalen hoe lang het duurt om water aan de kook te brengen om thee te zetten, zijn de begintemperatuur van het water en het vermogen van de waterkoker invoervariabelen, zijn de temperatuur van het water op een bepaald moment (die dus door het model berekend wordt) en de verstreken tijd interne variabelen, en is de tijd die nodig is om 100 °C te bereiken (die dus ook berekend wordt) de uitvoervariabele.
Systeemschets
Mag je in de systeemschets gebruik maken van een legenda of moet alles in de schets zelf staan?
- Een systeemschets moet direct herkenbaar zijn, dus zou er geen legenda nodig moeten zijn (een legenda is nodig voor symbolische representatie, en afgezien van de tekst van de labels hoort een systeemschets geen symbolische elementen te bevatten).
Conceptueel model
Kan ik meerdere modellen opnemen in het conceptuele model?
Is het mogelijk om meerdere modellen, zoals een voorraad-stroomdiagram, toestandsdiagram en cybernetisch model, op te nemen in de conceptualisatie van het systeem?
- De genoemde modellen kunnen ieder afzonderlijk voldoende zijn als conceptueel model, maar je conceptuele model moet alle concepten en onderlinge relaties weergeven die volgens jou van belang zijn voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Het kan dus goed zijn dat je meerdere diagrammen nodig hebt in je representatie van je conceptuele model.
Alle concepten en relaties in een toestandsdiagram?
Wij hebben voor een toestandsdiagram gekozen, en het wordt daarin heel onoverzichtelijk om alle grootheden toe te voegen. Op de wikipagina wordt niet echt goed duidelijk hoe dit moet met de toestandsdiagram. Moeten alle grootheden uit de systeemschets aangegeven worden in het toestandsdiagram?
- Je conceptuele model moet alle concepten en onderlinge relaties weergeven die volgens jou van belang zijn voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Als dit niet duidelijk kan in een toestandsdiagram, dan is een toestandsdiagram in dit geval blijkbaar niet voldoende als conceptueel model (dat geldt wel vaker voor een toestandsdiagram overigens). Je zult daarnaast dus nog een andere representatie moeten gebruiken.
Is een causalerelatiediagram / toestandsdiagram / voorraad-stroomdiagram verplicht?
- Nee. De conceptualisatie moet alle concepten en onderlinge relaties weergeven. Als dat kan met één type diagram, is het niet nodig er meer op te nemen. Mocht dat het gekozen conceptuele model erg verduidelijken, dan mag het uiteraard wel.
- Wanneer gevraag wordt een cybernetisch model te construeren, is het niet verplicht dit ook te tekenen. Het kan duidelijk zijn om een plaatje toe te voegen (en dan een op de casus toegespitst plaatje, niet van het standaard CM), maar noodzakelijk is dit niet: het kan ook duidelijk in tekst weergegeven worden (zie het voorbeeld bij de instructies voor Stap 1).
Moet je bij grootheden in een conceptueel model aangeven of het om een kans of een kansverdeling gaat?
- In een VSD of CRD of systeemschets horen alleen grootheden te staan. Kansverdelingen zijn geen grootheden -- probeer maar: "De kansverdeling van het aantal lekke banden neemt toe." is geen correcte en betekenisvolle Nederlandse zin, maar "Het aantal lekke banden neemt toe." is dat wel.
- Voor "kans" ligt dat anders: kansen zijn wel grootheden: "De kans op een lekke band neemt toe." is wél een grammaticaal correcte en betekenisvolle zin. Vandaar dat je in een VSD regelmatig kansen zult zien staan, vaak als exogene grootheden omdat kansen vaak als gegeven moeten worden beschouwd. Maar let op: ze kunnen ook endogeen zijn. Wanneer bijvoorbeeld gegeven is dat een kans lineair toeneemt, kun je die als een voorraadgrootheid weergeven met een constante instroom.
- Een kans kan zelfs de uitvoervariabele zijn. Bij een probabilistisch model bepaal je kansen o.b.v. replicaties, dus door het model een (groot) aantal keren door te rekenen. Dat geeft dan een kansverdeling. Met een kans wordt de kansverdeling op een binaire variabele bedoeld, waarbij 1 weergeeft dat de gebeurtenis waarvoor de kans moet worden bepaald tijdens de modelrun optreedt. In zulke gevallen is het beter om in je conceptuele model die binaire grootheid op te nemen (bijv. "lekke band JA/NEE"). Op die manier maak je ondubbelzinnig duidelijk dat je model straks óf een 1 óf een 0 als uitvoerwaarde moet hebben.
Is het toegestaan om een aantal met # weer te geven in een conceptueel model (systeemschets, CRD, VSD)? Bijvoorbeeld # wachtende klanten?
- Het teken # (dat inderdaad voor "aantal" staat) gebruiken we om eenheden te noteren wanneer het gaat om dimensieloze grootheden die een aantal aangeven. Zie deze uitleg m.b.t. dimensieanalyse.
- Datzelfde teken gebruiken in de naam van een grootheid zou tot verwarring kunnen leiden. Noteer de grootheid "aantal wachtenden" daarom niet als "# wachtenden". Het gebruikelijke symbool voor een grootheid die een aantal voorstelt, is n. In een operationeel model kun je het aantal wachtende klanten dus bijvoorbeeld noteren als variabele nk. Noteer de eenheid van grootheden die aantallen zijn wél als #, of liever nog als #klant (dus met datgene wat je telt als subscript).
- Hou dus goed uit elkaar:
- de naam van de grootheid zelf (bijvoorbeeld "aantal wachtenden");
- het symbool dat je ervoor gebruikt (bijvoorbeeld nk);
- de eenheid die je ervoor gebruikt (in dit geval dus #klant).
Cybernetisch model
Kan een cybernetisch model gebruikt worden als systeemschets?
- Het diagram van het cybernetische model dat op de wiki staat, is te schematisch om te gebruiken als systeemschets.
- Je kunt de systeemschets wel baseren op dat diagram, maar dan moeten alle onderdelen worden vervangen door direct herkenbare afbeeldingen.
Kan een cybernetisch model in stap 1 worden gebruikt in plaats van een causalerelatiediagram, voorraad-stroomdiagram of toestandsdiagram?
- Het cybernetische model is een conceptueel model, want het is een representatie van een systeem waarin je concepten en hun onderlinge relaties weergeeft die volgens jou van belang zijn voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Maar je kunt er meestal niet alle concepten en relaties die van belang zijn goed in kwijt, dus het kan geen causalerelatiediagram, voorraad-stroomdiagram of toestandsdiagram vervangen. Die diagrammen zijn óók conceptuele modellen, maar laten op een andere manier concepten en relaties in het systeem zien. Een cybernetisch model kan dus wel als aanvulling gebruikt worden, vooral om het deel van het systeem weer te geven dat voor de regeling zorgt, maar dat is bijna nooit genoeg om het hele conceptuele model te representeren.
- Als je een cybernetisch model gebruikt, is het niet voldoende om het plaatje van de wiki rechtstreeks over te nemen. Je zult het dan moeten aanpassen door de gegeven termen specifieker te maken (in het geval van een thermostaat kunnen "werkelijke uitvoer" en "gewenste uitvoer" bijvoorbeeld "gemeten temperatuur" en "gewenste temperatuur" worden; "comparator" wordt dan "thermostaat").
Voorraad-stroomdiagram
Mogen er meerdere stromen één voorraad ingaan? Dus meerdere instroompijlen naar een rechthoek, met maar één uitstroompijl?
- Dat mag, bijvoorbeeld als die stromen een verschillende oorzaak hebben. Zo kun je bij een stuwmeer van een pompcentrale op hetzelfde moment waterinstroom hebben door de pomp én door instromende riviertjes. Die stromen kunnen onafhankelijk van elkaar toe- of afnemen, dus dat kan in het VSD het best met twee pijlen weergegeven worden. Ook twee of meer uitgaande pijlen mag, overigens – zie dit voorbeeld hier op de wiki.
Ik moet in mijn model het totaal berekenen van twee voorraadgrootheden. Hoe geef ik dat aan in het VSD?
- Stel dat je je voorraadgrootheden A en B hebt genoemd, en dat je het totaal dat je wilt berekenen C noemt. Teken C dan als een informatiegrootheid (dus geen rechthoek!), en teken een informatiepijl vanuit A naar C en ook zo'n pijl vanuit B naar C. Beide pijlen label je met een +. In de toelichtende tekst leg je uit dat het om een optelling gaat (voor zover dat niet al blijkt uit de naamgeving van C).
Hoe geef je in een VSD de initiële waarde van een voorraadgrootheid weer?
- Niet. De initiële waarde van een voorraadgrootheid introduceert immers geen nieuwe grootheid in de zin van "een nieuwe eigenschap van het systeem". Bij operationalisatie heb je ook geen extra symbool nodig. Als een voorraadgrootheid in het operationele model variabele G wordt, dan geeft G0 die grootheid op t=0 weer. De standaard beginwaarde voor voorraadgrootheden is 0. Als je de initialisatie expliciet wilt weergeven doe je dat d.m.v. een vergelijking direct voorafgaand aan de differentievergelijking, bijv. G0 = 123, gevolgd door Gt+Δt = Gt - Bin(Gt, p).
- N.B. In Vensim kun je de initialisatie wel grafisch weergeven, maar dat is een kunstgreep t.b.v. het kunnen doorrekenen van het model. Gebruik deze mogelijkheid dus niet! Bij implementatie in Excel kun je de beginwaarde invullen op de rij die correspondeert met t=0.
Tijdsafhankelijke exogene grootheden als functies weergeven
Als in de onderzoeksvraag wordt gesteld dat bepaalde grootheden gegeven zijn, dan zijn die exogeen. Maar als je tijdsafhankelijke variabelen als functies van tijd t moet weergeven, dan zijn die variabelen endogeen. Hoe zit dat?
- Bij operationalisatie van een dynamische exogene grootheid kun je kiezen: óf je geeft die grootheid weer met een gegevensverzameling óf je geeft hem weer met een tijdsafhankelijke functie f(t). In het oorspronkelijke causalerelatiediagram of voorraad-stroomdiagram zal deze grootheden dan geen ingaande pijlen hebben. Als je hem operationaliseert m.b.v. een vergelijking, bijv. Xt = a·cos(b·t), dan is Xt inderdaad wél endogeen. Wat dan exogeen wordt zijn de parameters in het functievoorschrift, dus hier worden a en b invoervariabelen van het model. Die variabelen staan dan natuurlijk wel voor specifieke grootheden: in dit geval is a de amplitude van de fluctuatie in X terwijl b proportioneel is met de frequentie van de fluctuatie.
- Kies je voor operationalisatie in de vorm van een functievoorschrift met parameters, dan is het wenselijk dat je de parametergrootheden ook opneemt in je conceptuele model(len). De oorspronkelijke endogene grootheid zal dan ingaande pijlen krijgen en op die manier endogeen worden.
Hoe stel ik de vergelijking van een "afgekapte" sinusfunctie op?
Bij vraagstuk C en D moet je schommelingen in exogene variabelen geïdealiseerd weergeven m.b.v. een optelling van (co)sinusfuncties met verschillende amplitudes en periodes, waarbij je waarden < 0 opvat als 0. Hoe zet je dat in een modelvergelijking?
- Maak eerst een modelvergelijking die het gewenste "grillig" flucturerende gedrag weergeeft. Je kunt zelf m.b.v een lijngrafiek in Excel nagaan of dat gedrag bij bepaalde parameterwaarden genoeg lijkt op het gedrag in de opgave.
- Een functie die bestaat uit optelling van a·cos(n·t) zal periodiek symmetrisch om de tijdas "kronkelen". Door er een constante bij op te tellen kun je er voor zorgen dat hij hoger of lager t.o.v. de tijdas ligt.
- Om er voor te zorgen dat de functiewaarde 0 is wanneer f(t) < 0 gebruik je een conditionele vergelijking (met grote accolade).
Dimensieanalyse
Moet je een tijd in een sinusfunctie ook meenemen in je dimensieanalyse?
- Ja. Als je bijvoorbeeld de functie b·sin(c·t) hebt, moet c·t dimensieloos zijn. De grootheid c moet dus de dimensie tijd-1 hebben, ofwel een frequentie zijn.
- Dit geldt voor meer wiskundige functies: ook het argument (= dat wat tussen haakjes staat) van een cosinus, of de exponent van een e-macht, moeten dimensieloos zijn.
- (Dit is niet zo’n bekend gegeven; reken je voorgangers daar dus niet streng op af.)
Wij hebben een tijdsafhankelijke exogene variabele m.b.v. een functie geoperationaliseerd. Moeten we ook op die functie dimensieanalyse uitvoeren?
- Ja. Lees de uitleg bij de voorgaande vraag en daarna dit voorbeeld. Wanneer je een flucturerende waterstand weergeeft als Wt = A·cos(2π·t / T), dan wordt Wt (in m t.o.v NAP) endogeen, en zijn de parameters A en T exogeen. Je moet dan laten zien dat A de amplitude (in m) van de fluctuatie in de waterstand weergeeft, en T (in h) de periode van de fluctuatie. Als de tijd t ook eenheid h heeft is de vergelijking dimensioneel correct.
Regelmatig terugkerende gebeurtenis
Hoe geef je in vergelijkingen (en in Excel) weer dat een gebeurtenis met een vaste frequentie optreedt?
- Als die gebeurtenis f keer per uur optreedt, dan betekent dat dat er tussen twee opeenvolgende gebeurtenissen steeds 1/f uur zit. Je kunt dat dan modelleren door behalve een binaire variabele (met 1 = "de gebeurtenis treedt op") een timer-variabele aan je model toe te voegen. Zo'n timer kun je dan zien als een voorraadgrootheid (in uren) die per tijdstap Δt uur afneemt. Op het moment dat die voorraad dan "op" zou raken is, vul je hem weer met de tussentijd 1/f. Zie Excel:Timer voor regelmatige gebeurtenis voor een voorbeeld.
Gevoeligheidsanalyse
Hoe doe je gevoeligheidsanalyse bij een dynamisch model?
Als een uitvoervariabele X tijdsafhankelijk is krijg je heel veel uitvoerwaarden Xt. Welke waarde moet je dan gebruiken om de vergelijking te maken met de uitkomsten van het basisscenario?
- Bij een dynamisch model krijg je voor de uitvoervariabelen inderdaad tijdreeksen. De gevoeligheidsanalyse voer je daarom niet uit op deze reeksen, maar op de beschrijvende statistieken van die reeksen (laagste waarde MIN, hoogste waarde MAX, gemiddelde waarde μ en de standaarddeviatie σ). De voorbeeldmodellen die op BrightSpace staan laten zien hoe je in Excel die beschrijvende statistieken per uitvoervariabele berekent. Bij de gevoeligheidsanalyse kijk je dan hoeveel (%) elk van deze vier statistieken verandert wanneer je een invoervariabele 10% hoger maakt (of een ander niet te klein en ook niet te groot percentage).
Excel biedt verschillende functies voor standaarddeviatie. Welke moet je gebruiken?
- Voor simulatiemodellen zoals je die bij dit vak maakt gebruik je STDEV.P.
Differentievergelijking
Wij gebruiken de differentievergelijking Nt+Δt = Nt–Δt + S·Δt, is dat correct?
- Nee, want jullie gebruiken twee notatieversies door elkaar.
- Een differentievergelijking:
- drukt de huidige waarde van een variabele uit op basis van de waarde die deze variabele in de vorige tijdstap had:
- xt = f(xt-Δt)
- drukt de huidige waarde van een variabele uit op basis van de waarde die deze variabele in de vorige tijdstap had:
- of (wat wis- en natuurkundig op hetzelfde neerkomt):
- drukt de waarde van een variabele in de volgende tijdstap uit op basis van de huidige waarde van die variabele:
- xt+Δt = f(xt)
- drukt de waarde van een variabele in de volgende tijdstap uit op basis van de huidige waarde van die variabele:
- Zowel links als rechts van het =-teken moet dus expliciet verwezen worden naar de bedoelde tijdstap.
- Zie hiervoor ook de wiki-pagina over het discretetijdmodel.
Poisson-verdeling
Ik gebruik de Poisson-verdeling en heb de kansverdeling opgesteld voor de aankomstfrequentie, in de volgende vorm: P(fA=k) = (fAk/k!) · (e-k ).
- Dit is inderdaad de bijbehorende verdeling, maar daarmee kun je geen Poisson-verdeelde toevalsgetallen genereren.
- Zie hiervoor vooral het overzicht dat op de wiki staat om stochasten te genereren: Excel:Kansverdelingen.
Replicaties
In een probabilistisch dynamisch model hebben we in iedere tijdstap uitvoervariabelen. We nemen aan dat ook dan weer replicaties moeten worden uitgevoerd, maar dan voor alle tijdstappen. Hoe implementeren we dit in Excel?
- Bij een probabilistisch model kun je gebruikmaken van beschrijvende statistieken. Zo kun je bijvoorbeeld het minimum, maximum en gemiddelde van de tijdreeksen bepalen. Maar omdat iedere run van je model weer andere getallen oplevert, moet je vervolgens van deze beschrijvende statistieken weer de beschrijvende statistieken gebruiken.
- Als je bijvoorbeeld bij één run het minimum, maximum en gemiddelde van een tijdreeks berekent, moet je over alle replicaties dáár weer het gemiddelde van nemen, dus: het gemiddelde van de minima, het gemiddelde van de maxima en het gemiddelde van de gemiddelden.
- Zie ook de pagina over het experimenteel ontwerp en Bestand:TB112-replicaties.pdf, waarin wordt uitgelegd hoe je snel veel replicaties kunt maken.
- Vaak gedraagt een model zich aan het begin nog even wat anders dan later, omdat de variabelen zich nog wat moeten aanpassen — dan kun je de de eerste zoveel tijdstappen uit de statistieken laten. Soms is een minimum of maximum niet zo zinnig, omdat een variabelewaarde blijft toenemen. In dat geval kun je bijvoorbeeld de stijging zelf (de toename gedurende een bepaalde tijd) gebruiken voor de statistiek.
Moet je alle beschrijvende statistieken implementeren in Excel, óók als de uitvoervariabele een binaire variabele is?
- Bij een probabilistisch model moet je altijd beschrijvende statistieken berekenen. Bij binaire uitvoervariabelen lijken MIN en MAX niet echt relevant, maar je kunt er wel mooi mee controleren of de uitvoervariabele überhaupt wel van waarde verandert.
- De standaarddeviatie σ is veel minder interessant dan het gemiddelde μ (want dát is de benadering van de kans p waar je naar op zoek bent), maar toch geeft die σ informatie. Theoretisch (d.w.z. wiskundig afgeleid) is de standaarddeviatie van Bin(N, p) gelijk aan √(p·(1-p)/N). Bij een binaire variabele met kans p op een 1 is N=1, dus is de standaarddeviatie in theorie √(p·(1-p)). Dit betekent dat je, als je het gemiddelde (over alle replicaties) μ van de binaire uitvoervariabele als kans p ziet, kunt checken of de waarde √(μ·(1-μ)) inderdaad dicht in de buurt zit van de standaarddeviatie (over alle replicaties) σ van de binaire uitvoervariabele. Net als MIN en MAX geeft dus ook σ informatie over of de uitvoer van je replicaties "klopt".
Onze grafieken met gemiddelde μ en σ over steeds meer replicaties convergeren niet. Hoe kan dat?
- Dat gebeurt typisch als je formule voor de berekening van het gemiddelde niet het juiste celbereik aangeeft.
- Stel dat je in kolom R je uitvoerwaarde per replicatie hebt staan, en het gemiddelde over 1, 2, ..., N replicaties in de kolom S daarnaast berekent. Als je data in bijv. rij 5 begint, dan staat in cel S5 de formule =GEMIDDELDE(R$5:R5), in cel S6 dan =GEMIDDELDE(R$5:R6), enzovoorts (dus het celbereik wordt steeds 1 rij groter).
- Twee fouten zijn snel gemaakt: Je kunt het dollarteken in R$5 zijn vergeten, of je kunt in plaats van de dubbele punt een puntkomma hebben gebruikt (dus =GEMIDDELDE(R$5;R6)). Beide notaties zijn geldig in Excel, maar geven een heel andere uitkomst dan bedoeld.
Notatie in verslag
Moeten de Excel-formules in het verslag staan?
In het implementatiehoofdstuk staan geen formules zoals die in Excel zijn ingevoerd, alleen een doorlopende tekst. Is dit een essentiële fout?
- Formules in het verslag moeten in het operationalisatiehoofdstuk in wiskundige notatie staan. Dus bijvoorbeeld
- M ~ Bin(1, p),
- waarbij dan wordt uitgelegd wat de kans p inhoudt, en niet
- =BINOMIALE.INV(1;K14;ASELECT())
- In het implementatiehoofdstuk kan het bij bijzondere vergelijkingen (zoals de implementatie van sommen m.b.v. VERSCHUIVING, of van kansverdelingen zoals hierboven) zinvol zijn om de Excelformule te geven. Dat is echter niet verplicht, dus geen essentieel onderdeel van het verslag.
Voorkomen van kringverwijzing
Hoe voorkomen we een kringverwijzing in Excel?
- Een "kringverwijzing" in Excel ontstaat als je binnen dezelfde tijdstap (= rij in Excel) een variabele wilt berekenen op basis van een andere variabele, maar ook omgekeerd.
- Als je bijvoorbeeld de bereidheid om in een rij te gaan staan berekent uit de nieuwe rijlengte, maar de nieuwe rijlengte ook wilt berekenen op basis van diezelfde bereidheid.
- Dit kun je voorkomen door de één van de twee te baseren op de vorige waarde. In dit geval is het logisch om de nieuwe rijlengte te bepalen op basis van de vorige bereidheid. Je kunt het je als volgt voorstellen: de nieuwe rijlengte is het resultaat van de oude rijlengte en de bereidheid die er op dat moment (in de vorige tijdstap dus) was. De nieuwe bereidheid (die weer zal gelden tot de volgende tijdstap) volgt uit de nieuwe rijlengte.
Estafette A
Vraagstuk A – Achtervolging met automatische piloot
Vraagstuk B – Bal onder water
Vraagstuk C – Chat box
Vraagstuk D – Drone
Vraagstuk E – E-auto opladen
In het VSD wijzen veel pijlen naar "opladen (JA/NEE)" – hoe zit dat?
- Inderdaad is de regeling van de lader het meest ingewikkelde deel van dit model. Het helpt dan om de zaken eerst op een rijtje te zetten. Er zijn vier toestanden waarin NIET geladen moet worden:
- als het laadpercentage al 100% is;
- als de stroom te duur is (prijs hoger dan bovengrens);
- als het gewenste laadpercentage bereikt is en de stroom niet supervoordelig (prijs lager dan ondergrens);
- als het tijdstip van de dag (de "klokttijd") buiten de laadperiode valt. Die laadperiode moet je daarom operationaliseren als twee gegeven (!) tijdstippen tbegin en teind.
- Als er geen reden is om niet te laden, dan wordt er wél geladen.
Hoe stel je een vergelijking op met zoveel verschillende toestanden?
- Dat noteer je als een conditionele modelvergelijking, dus met een grote accolade:
- Voor de variabelen kun je natuurlijk zelf symbolen kiezen. In dit voorbeeld is O de binaire regelvariabele (1 = JA), p de elektriciteitsprijs (de gegeven tijdreeks in het Excelbestand), L het laadpercentage, en tklok de kloktijd.
Hoe bereken je die kloktijd?
- De kloktijd (in h) is per definitie gelijk aan de simulatietijd t min 24 maal het gehele aantal dagen dat vanad t=0 verstreken is. Dat aantal dagen krijg je door t/24 naar beneden af te ronden:
- tklok = ⌊t / 24⌋·24
- (zie ook weer de wikipagina over notatie van vergelijkingen)